Veel bekende autosportjournalisten en schrijvers werken mee aan de totstandkoming en invulling van Volgas, onder wie Koen Vergeer, Rob Kamphues, Nando Boers, Olof van Joolen en G.L. van Lennep. Daarnaast krijgt elke editie een bekende Formule 1- of autosportfotograaf het fotokatern ter beschikking om het beste uit zijn of haar werk te tonen.
Volgas verschijnt drie keer per jaar met zeker vijf longreads per editie, aangevuld met een fotografenportfolio, kortere verhalen en in ieder geval een beeldcolumn.
In Volgas #3 staat het prachtig artikel over de eerste Nederlandse autocoureur John van Hulzen geschreven door Bart Oosterling. Bijgaand bij het artikel twee ingekleurde foto’s. John van Hulzen is een van de vliegers die gevallen is in mei 1940. De gevallen vliegeniers kregen al eerder eerbetoon in het Financieel Dagblad.
De vele hartstochten van Fernanda Willekes MacDonald
Fernanda Willekes MacDonald, geboren in 1893, leek voorbestemd voor een traditioneel leven als godvrezende echtgenote en moeder. Toen ze als tiener opstandige trekjes kreeg, stuurde haar streng protestantse moeder haar naar een Duitse kostschool, waar ze grondig werd voorbereid op het huisvrouwschap. Fernanda trouwde met een orthodoxe dominee, kreeg kinderen en maakte van een pastorie in Brabant een verzamelpunt van pacifistische christensocialisten.
Toen Fernanda haar echtgenoot verliet voor een Chinees-Indische student, werd ze als overspelige moeder door het slijk gehaald en gedwongen haar kinderen af te staan aan hun vader. Daarop vertrok ze in 1929 samen met haar nieuwe echtgenoot en de twee kinderen die zij inmiddels hadden naar Nederlands-Indië, waar ze het sociale onrecht van nabij zag en actief bestreed, tot voorbij de Japanse bezetting in de Tweede Wereldoorlog. Even onvermoeibaar werkte zij aan het herstel van de band met de twee kinderen uit haar eerste huwelijk. Ze werd een rolmodel voor een ander, vrijer vrouwenleven. Alleen met haar moeder kwam het nooit meer goed.
Geschreven door Lidy Nicolasen en uitgebracht door Uitgeverij Balans. In opdracht van Uitgeverij Balans de verzorging van de cover foto. De foto uit de privé collectie van de familie is geretoucheerd en ingekleurd.
Bestel het boek direct bij Uitgeverij Balans of zoek het op in de winkel!
“With every photo, comes a story. Sometimes well known, mostly forgotten. By bringing back colour into those documents, it will bring them a bit closer to our modern times. By doing that I’m hoping that they and their stories won’t be forgotten.”
Wat als je door corona geen bezoekers meer krijgt als museum? Dan exposeer je gewoon buiten! In het kader van de 75 jarige jubileum van de bevrijding creëerde Museum IJsselstein de herdenkingstentoonstelling Bezet & Vrij – waarin verhalen uit het IJsselstein van de Tweede Wereldoorlog getoond worden. Eén van die verhalen gaat over Nico Steenbeek, een IJsselsteiner die op 10 mei 1940 omkomt. Zijn ingekleurde afbeelding staat op het eerste bord.
Voor de Gezinsgids van april 2020 schreef Pim van de Beek een prachtig artikel over piloot Jan Linzel. Bijgaand het hoofdartikel nog een begeleidend stuk over de in mei omgekomen piloten. Rijkelijk geïllustreerd met ingekleurde portretten. Opnieuw eerbetoon aan deze bijna vergeten helden.
De gevallen vliegeniers kregen vorig jaar ook eerbetoon in het Financieel Dagblad.
In de mei/juni editie van het tijdschrift The Optimist is mijn werk gepubliceerd met het thema 75 jaar vrijheid. Naast enkele ingekleurde foto’s ook een korte interview.
Na de capitulatie op 15 mei 1940 werd de Nederlandse politie onder toezicht van de bezetter gesteld. Duitse officieren kregen een militair saluut en er moest indien nodig assistentie worden verleend bij arrestaties. Deze meegaande houding is de politie lang kwalijk genomen en blijft een heikel onderwerp. Agenten hielpen bij de Jodenvervolging, maar er waren er ook die verzet pleegden. Geschiedenis Magazine nummer 3 is vanaf April 2020 verkrijgbaar in de winkel.
Op de cover maar ook in het artikel zelf een ingekleurde foto van NSB-politie-inspecteur Leduc.
In opdracht van IJsselacademie verzorgde ik de foto die op de cover staat van het nieuwe boek de oorlog gaat nooit voorbij Overijssel 40-45. De foto is een ingekleurde versie van de familie Rietstap.
In het boek vertellen hoogbejaarde ooggetuigen van de Tweede Wereldoorlog hun verhaal: slachtoffers van bombardementen, leden van het verzet, of overlevenden van de Holocaust. In het kader van 75 Jaar Vrijheid brachten historici van de IJsselacademie 25 oorlogsverhalen uit Overijssel bijeen. Ze plaatsen de persoonlijke geschiedenissen in een historische en actuele context.
Charles Foulkes (Stockton-on-Tees (Engeland), 3 januari 1903 – Ottawa, Canada, 12 september 1969) was een Canadese generaal, die de onderhandelingen over de Duitse capitulatie in Wageningen voerde.
Hij verwierf bekendheid doordat hij op 5 mei 1945 in Hotel De Wereld in Wageningen in het bijzijn van de bevelhebber van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten, Prins Bernhard, met de Duitse generaal Johannes Blaskowitz de capitulatie van de Duitse troepen in Nederland besprak.
De volgende dag, zondagmiddag 6 mei 1945, tekenden Foulkes en Blaskowitz zonder de aanwezigheid van pers en fotografen de voor Nederland bestemde capitulatieovereenkomst. Volgens de officiële geschiedschrijving heeft deze plaatsgevonden in de aula van de Landbouwhogeschool die vlak bij Hotel De Wereld lag. Feitelijk was het niet meer dan de voor Nederland bestemde technische uitwerking van de capitulatie op 4 mei, toen de Duitse admiraal Von Friedeburg te Lüneburg namens de Duitse troepen in Noordwest-Duitsland, Nederland, Sleeswijk-Holstein en Denemarken voor de Britse veldmaarschalk Montgomery capituleerde.
Generaal Foulkes nam ook deel aan de onderhandelingen voor de voedselvoorziening, zoals overeengekomen in het Akkoord van Achterveld.
Na de oorlog beweerde de Duitse generaal Paul Reichelt dat de ondertekening van het voor Nederland bestemde capitulatiedocument niet in de aula van de Landbouwhogeschool heeft plaatsgevonden maar in een vervallen huis gelegen tussen de frontlinies buiten Wageningen. Over die bewering heeft generaal-majoor George Kitching meerdere keren verklaard dat daar absoluut geen sprake van was. Wel heeft in De Nude, gelegen tussen de fronten ten westen van Wageningen, een gesprek tussen geallieerden en Duitsers plaatsgevonden over voedseltransporten via de weg voor de hongerende bevolking van West Nederland.
Naar generaal Charles Foulkes werd in Wageningen een weg vernoemd. De vroegere Rijksstraatweg, de weg die bij Hotel De Wereld begint, werd omgedoopt in Generaal Foulkesweg. Charles Foulkes is ereburger van de gemeente Wageningen.
De foto werd onlangs ontdekt door historicus Paul Harmens en z’n vriendin in een privé-collectie van een fotograaf. Het is voor zover bekend de enige Overijsselse foto van joodse mensen die gedeporteerd worden. In Amsterdam bestaan een paar van dergelijke foto’s, maar buiten de hoofdstad zijn zulke confronterende kiekjes op één hand te tellen. In opdracht van RTV-Oost heb ik de foto ingekleurd, welke ook tentoongesteld is in het Academiehuis Grote Kerk te Zwolle.
Het proces was te volgens op RTV-Oost met een filmopname en een artikel.
Pim Kiderlen was de eerste Nederlands kampioen wielrennen. Journalist Erik van Lakerveld schreef een boek over de monstertocht van Kiderlen uit 1885, van Rotterdam naar Leeuwarden. ‘Ook in de 19de eeuw hadden andere weggebruikers al een bloedhekel aan wielrenners.’
Van die periode zijn natuurlijk geen kleurenfoto’s die gebruikt kunnen worden als omslag voor een boek. Fotografie zoals wij dat kennen stond toen nog in de kinderschoenen. Maar de ANWB heeft een prachtige zilvergelatinedruk in hun bezit gemaakt door fotograaf Carl Emil Mögle. De uitgever had mij gevraagd om deze in te kleuren.
Honderdeneen jaar geleden op 1 november 1918 vond bij vliegveld Soesterberg het zwaarste ongeval plaats in de prille geschiedenis van de Luchtvaartafdeling. Twee vliegtuigen botsen met elkaar in de lucht en daarbij kwamen 4 militairen om het leven. Waaronder Sergeant-vlieger C.H.F. de Greef. De Tilburgsche courant schreef er het volgende over.
“Even elf uur bewogen zich twee machines op ongeveer 125 meter boven de het in nabijheid van de hangars. Het waren een grote Coudron-machine met twee 80-paards motoren, een vroeger door het Rijk in Frankrijk gekocht toestel, eerst bommenwerper, maar thans als oefentoestel in gebruik, alsmede een type Henri Farman, uit de Spijker-fabriek voorzien van een 85-paards motor. De Coudron-type werd bestuurd door den 1e Lt. J. v. Oosten, uit Utrecht en had als passagier den 2e. Lt. B. A. v. Doorn uit Bussum, de Farman had als Bestuurder Serg. De Greef, uit Arnhem, en als passagier Serg. W. Schoppenhauer uit Scheveningen. De Coudron was dalende, de andere vloog met den motor in volle werking. Plotseling botsten de beide toestellen met de vleugels tegen elkaar. De Farman brak in de lucht en stortte, tot geweldige ontzetting van de talrijke aanwezigen, die bij de loodsen stonden onmiddellijk naar beneden. De Couldron bleef nog een oogenblik in de lucht, dook toen voorover en sloeg, 50 meter vanaf de plek, waar de Farman was neergekomen, tegen de aarde te pletter.
Het was een afzichtelijk schouwspel, maar onmiddellijk schoten officieren en manschappen toe, met de uiterst geringe hoop, dat toch alles niet zo erg zou wezen… Bij de ruïnes der machines gekomen, zagen zij evenwel hun angst bewaarheid: Lt. v. Doorn en de sergeant De Greef en Schoppenhauer waren dadelijk omgekomen. Lt. Van Oosten stierf na eenige oogenblikken en de kampdokter, de officier van gezondheid dr. Siltmann, die op het terrein aanwezig was, kon niet veel meer doen, dan de zoo ongelukkig omgekomen slachtoffers doen transporteren naar de ziekenbarak. Van daar werden de doden overgebracht naar een speciale barak, waar zij met hun vieren in een zaaltje werden neergelegd en door de goede zorgen der officieren, die diep onder den indruk waren, van het vreselijk drama, dat zich voor hun oogen had afgespeeld, een eenvoudige palmenversiering werd aangebracht.
Verder vernamen we, dat een der slachtoffers, Serg. Schoppenhauer, vroeger reeds bij de luchtvaartafdeling gediend, daarna was overgeplaatst en gisterochtend om 10 uur weer bij de aviateurs terugkwam. Een uur later vond hij den dood. Gisteren den dag van ‘t ongeluk, waren juist een groot aantal leerlingen en nieuwe waarnemers op het vliegterrein aangekomen, om bij de luchtvaartafdeling in dienst te treden. Velen hunner waren getuigen van de botsing in de lucht, het eerste ongeluk van dien aard, dat wij hier hebben meegemaakt. Hun carrière begint wel onder zeer tragische omstandigheden. De bestuurders van de verongelukte vliegtuigen waren gebrevetteerde vliegers, terwijl meegedeeld kan worden, dat geen der vier slachtoffers gehuwd was. Door den commandant der Luchtvaartafdeeling werden de naaste familieleden der om het leven gekomen aviateurs van het gebeurde in kennis gesteld, terwijl een militaire auto hen in de gelegenheid stelde vanaf Amersfoort en Bussum het vliegkamp te bereiken, teneinde de dooden te bezoeken.”
Op 17 september 1944 landden de geallieerden in Nederland en begon operatie Market Garden. Ook Mike Lewis, Gordon Walker en Dennis Smith van de Army Film and Photographic Unit (AFPU) van het Britse leger waren hierbij. Dankzij hun wereldberoemde foto’s en filmopnamen kunnen wij vandaag de dag ‘meekijken’ met operatie Market Garden. Toch bleven zij zelf grotendeels anoniem. Wie waren deze mannen?
Publicatie van de ingekleurde foto van de kannibaal op de cover van literair wielertijdschrift De Muur #65.
De Muur gaat in zijn 65ste nummer terug naar de zinderende zomer van ’69, de zomer van Beach Boys, Bee Gees, (Neil) Armstong op de maan en de 24-jarige Eddy Merckx in zijn eerste Ronde van Frankrijk. Op 15 juli trekt Merckx, ondanks een riante voorsprong van acht minuten in het algemeen klassement, op weg naar Mourenx ten aanval. De Kannibaal is geboren: hij verdubbelt na een solo van 140 kilometer over de Pyreneëencols het gat met de nummer twee. Wiep Idzenga schreef een gedetailleerde reconstructie van dat wonder.
Het prachtig verzorgde boektijdschrift Vrij! is onderdeel van het Ministerie van Defensie NIMH-project ’75 Jaar Vrij’ en uitgegeven door Boom uitgevers Amsterdam. De omslag foto is ingekleurd en in het binnenwerk staan ook nog 5 ingekleurde foto’s.
Hét boektijdschrift Vrij! viert de 75-jarige bevrijding van Nederland
Tussen juni 2019 en mei 2020 is het 75 jaar geleden dat de geallieerden de Tweede Wereldoorlog in hun voordeel beslisten en nazi-Duitsland versloegen. Europa was bevrijd, een gebeurtenis die sindsdien jaarlijks groot wordt gevierd. In dit historische jubileumjaar neemt het boektijdschrift Vrij! de lezer mee van de invasie in Normandië, in juni 1944, via de Slag om Arnhem van september 1944 naar de Duitse capitulatie in Wageningen, in mei 1945. Het vertelt het verhaal van een beslissend oorlogsjaar, waarin de vreugde van de bevrijding en het verdriet over de grote vernielingen en verliezen dicht bij elkaar lagen. Het boektijdschrift is het hele jaar verkrijgbaar in de winkels.
Lees persoonlijke verhalen over de bevrijding
Vrij! gaat over grote gebeurtenissen en wapenfeiten, en over de niet-gelijktijdige bevrijding van zuidelijk en noordelijk Nederland. De geschiedenis wordt vooral verteld in de vorm van persoonlijke verhalen: over een Engelandvaarder, een verzetsman, een krijgsgevangene. Ook aan de nasleep wordt aandacht besteed, met onder meer een artikel over de berging van de vele neergestorte vliegtuigen – vaak met de piloten er nog in. Op basis van dagboeken en archiefmateriaal schetst Vrij! het militaire verhaal van de bevrijding van Nederland in zijn volle breedte.
Maandelijkse bevrijdingskrant
Naast Vrij! zal er vanaf juni 2019 maandelijks een online bevrijdingskrant verschijnen op www.75jaarvrij.nl met nog meer artikelen, kaarten en foto’s, wetenswaardigheden en achtergronden over de bevrijdingsperiode. Daarbij ook elke maand een nieuwe ingekleurde foto.
Ingekleurde foto van het bezoek van koningin Wilhelmina en prinses Juliana aan Breda in 1945.
Siebren Erik Hazelhoff Roelfzema(Soerabaja, Java, 3 april 1917 – Honokaa, Hawaï, 26 september 2007), ook wel bekend onder zijn bijnaam Soldaat van Oranje, was een Nederlandse verzetsstrijder, oorlogspiloot, radiomedewerker en schrijver.
Op basis van een oorspronkelijke plan van mede-Engelandvaarder Bob van der Stok leverde hij samen met Chris Krediet en Peter Tazelaar zendapparatuur voor het verzet af op de Nederlandse kust. Ook haalde hij personen vanuit bezet Nederland op die in Engeland gewenst waren.
In 1942 begon hij aan de pilotenopleiding bij de Royal Air Force (RAF). Omdat hij brildragend was, zou hij zijn afgekeurd maar door met de keuringen te smokkelen rolde hij er door. Na twee jaar kwam hij bij het 139e squadron van de RAF, waar hij 72 Pathfinder-missies op Duitsland vloog in een Mosquito.
Peter Tazelaar(Fort de Kock (Nederlands-Indië), 5 mei 1920 – Hindeloopen, 6 juni 1993) was een Nederlands verzetsstrijder die eerst als Engelandvaarder uit Nederland vertrok en later als spion terugkeerde naar Nederland. Hoewel zijn missie grotendeels mislukte, ontving hij toch de Militaire Willemsorde in 1944. Na de oorlog fungeerde Tazelaar enige tijd als adjudant van koningin Wilhelmina, samen met zijn vriend Erik Hazelhoff Roelfzema. Zijn handelen gedurende de Tweede Wereldoorlog was, onder andere, aanleiding voor schrijver Ian Fleming, het personage James Bond te creëren.
Rie Knapper-Stokvis was handweefster. Woonde en werkte in Amsterdam maar bracht de Tweede Wereldoorlog door in Londen.
Collectie: Nationaal Archief / Fotocollectie Anefo Fotograaf: Poll, Willem van de.
Emmy Wilhelmina Lucie Rutten-Broekman(Kota Radja, 29 juni 1905 – Amsterdam, 6 april 2000) was een Nederlands militair en Engelandvaarder. Emmy Broekman was getrouwd met cineast Gerard Rutten, die al eerder vanwege de naderende oorlog naar Engeland was gegaan. Zij wilde militair worden, net als haar voorvaders, en meldde zich in 1940 bij de bevelhebber van de Nederlandse Land- en Zeemacht. Kort daarna capituleerde Nederland en werd het leger gedemobiliseerd. Op 5 augustus 1943 verliet zij Den Haag. Ze overleefde allerlei problemen onderweg en trok te voet de Pyreneeën over. In Lissabon kon ze op 20 november mee met een geblindeerd vliegtuig dat naar Engeland ging. Die avond zat ze al in Oranjehaven in Londen.
Aan het einde van de oorlog zat zij in de staf van het Vrijwillig Vrouwen Hulpkorps (VHK).
Het Vrijwillig Vrouwen Hulpkorps (VVHK) werd op 20 december 1943 door het Londense Comité van het Nederlandse Rode Kruis opgericht op voorstel van het Ministerie van Oorlog. Om hiervoor vrouwen te vinden werd in de zomer van 1943 een advertentie geplaatst in Vrij Nederland. Ongeveer 270 vrouwen van verschillende nationaliteiten reageerden.
Het Korps zou onder de Koninklijke Landmacht vallen, hoewel het Korps in het begin geen militaire status kreeg. Doel van het Korps was om ongewapende humanitaire hulp te verlenen. De dames droegen in de beginperiode het Engelse Rode Kruis-uniform, dat bestond uit een donkerblauwe rok, een donkerblauw jasje, een wit overhemd en een zwarte das. Ze droegen zwarte kousen en schoenen. Op hun baret was een Rode-Kruis embleem. Nadat in 1944 de naam werd veranderd in Vrouwen Hulpkorps (VHK) droegen de dames een kakikleurig uniform, zoals dit werd gedragen door de Britse vrouwelijke militairen van de A.T.S. (The Woman’s Auxiliary Territorial Service).
Na de landing in Normandië werd het Vrouwen Hulpkorps gemilitariseerd zodat zij achter de troepen in België, Brabant en Zeeland aan konden optrekken. Zes Engelandvaarders sloten zich hierbij aan: Ellis Brandon, Els van Dien-Hendrix, Martha van Esso-Polak (arts), Elly Nauta-Moret, Marie Knapper en Emmy Rutten-Broekman, die deel uitmaakte van de staf. Op 13 november 1944 staken vijf dames over naar Oostende om geëvacueerde kinderen te helpen. Marie Knapper was naar de Verenigde Staten gestuurd om Nederlanders voor de VHK te werven.
Na de oorlog werkte Elly Rutten voor het Centraal Museum in Utrecht en daarna voor het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
Ze maakten geen schijn van kans. De Nederlandse vliegers in de mei dagen van 1940. Overrompelt door een numerieke meerderheid en inferieur materiaal probeerden ze het toch.