Sergeant-vlieger C.H.F. de Greef
Honderdeneen jaar geleden op 1 november 1918 vond bij vliegveld Soesterberg het zwaarste ongeval plaats in de prille geschiedenis van de Luchtvaartafdeling. Twee vliegtuigen botsen met elkaar in de lucht en daarbij kwamen 4 militairen om het leven. Waaronder Sergeant-vlieger C.H.F. de Greef. De Tilburgsche courant schreef er het volgende over.
“Even elf uur bewogen zich twee machines op ongeveer 125 meter boven de het in nabijheid van de hangars. Het waren een grote Coudron-machine met twee 80-paards motoren, een vroeger door het Rijk in Frankrijk gekocht toestel, eerst bommenwerper, maar thans als oefentoestel in gebruik, alsmede een type Henri Farman, uit de Spijker-fabriek voorzien van een 85-paards motor. De Coudron-type werd bestuurd door den 1e Lt. J. v. Oosten, uit Utrecht en had als passagier den 2e. Lt. B. A. v. Doorn uit Bussum, de Farman had als Bestuurder Serg. De Greef, uit Arnhem, en als passagier Serg. W. Schoppenhauer uit Scheveningen. De Coudron was dalende, de andere vloog met den motor in volle werking. Plotseling botsten de beide toestellen met de vleugels tegen elkaar. De Farman brak in de lucht en stortte, tot geweldige ontzetting van de talrijke aanwezigen, die bij de loodsen stonden onmiddellijk naar beneden. De Couldron bleef nog een oogenblik in de lucht, dook toen voorover en sloeg, 50 meter vanaf de plek, waar de Farman was neergekomen, tegen de aarde te pletter.
Het was een afzichtelijk schouwspel, maar onmiddellijk schoten officieren en manschappen toe, met de uiterst geringe hoop, dat toch alles niet zo erg zou wezen… Bij de ruïnes der machines gekomen, zagen zij evenwel hun angst bewaarheid: Lt. v. Doorn en de sergeant De Greef en Schoppenhauer waren dadelijk omgekomen. Lt. Van Oosten stierf na eenige oogenblikken en de kampdokter, de officier van gezondheid dr. Siltmann, die op het terrein aanwezig was, kon niet veel meer doen, dan de zoo ongelukkig omgekomen slachtoffers doen transporteren naar de ziekenbarak. Van daar werden de doden overgebracht naar een speciale barak, waar zij met hun vieren in een zaaltje werden neergelegd en door de goede zorgen der officieren, die diep onder den indruk waren, van het vreselijk drama, dat zich voor hun oogen had afgespeeld, een eenvoudige palmenversiering werd aangebracht.
Verder vernamen we, dat een der slachtoffers, Serg. Schoppenhauer, vroeger reeds bij de luchtvaartafdeling gediend, daarna was overgeplaatst en gisterochtend om 10 uur weer bij de aviateurs terugkwam. Een uur later vond hij den dood. Gisteren den dag van ‘t ongeluk, waren juist een groot aantal leerlingen en nieuwe waarnemers op het vliegterrein aangekomen, om bij de luchtvaartafdeling in dienst te treden. Velen hunner waren getuigen van de botsing in de lucht, het eerste ongeluk van dien aard, dat wij hier hebben meegemaakt. Hun carrière begint wel onder zeer tragische omstandigheden. De bestuurders van de verongelukte vliegtuigen waren gebrevetteerde vliegers, terwijl meegedeeld kan worden, dat geen der vier slachtoffers gehuwd was. Door den commandant der Luchtvaartafdeeling werden de naaste familieleden der om het leven gekomen aviateurs van het gebeurde in kennis gesteld, terwijl een militaire auto hen in de gelegenheid stelde vanaf Amersfoort en Bussum het vliegkamp te bereiken, teneinde de dooden te bezoeken.”
Tekst: Tilburgsche courant – 02.11.1918
Collectie: Nederlands Instituut voor Militaire Historie